Ruben Zondervan

De energietransitie en de verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamer 2025

Op 29 oktober wordt een nieuwe Tweede Kamer gekozen. Wat zeggen de verkiezingsprogramma’s van de belangrijkste partijen over de energietransitie? In dit artikel geef ik mijn subjectieve, maar professionele analyse van die programma’s.

(De nog ontbrekende partijen voeg ik de komende weken toe.)

Of een partij nu een maatregel wil afschaffen of juist invoeren, een subsidie verhogen of verlagen, of een doelstelling naar boven of beneden bijstellen: dat vind ik eerlijk gezegd niet het belangrijkste. Concrete en meetbare tussendoelen wel – die doen ertoe. Ik kijk vooral naar een paar structurele kenmerken van de programma’s:

Daarnaast kijk ik, mede vanwege mijn huidige opdrachten, specifiek naar de positie van partijen op controversiëlere thema’s zoals kernenergie, waterstof en CCS. Ook let ik op de rol die zij gemeenten toedichten, en op hun plannen voor de versterking én versnelde realisatie van een toekomstbestendige energie-infrastructuur.

Volt

Het verkiezingsprogramma van Volt opent met klimaat als eerste hoofdstuk, met grote ambities, nadruk op hoop en transitie-kansen, en een duidelijke EU-rol (o.a. een Europese Energie Unie). Het opvallendste onderwerp is de duidelijke keuze om Tata zo snel mogelijk te sluiten.

Het klimaatdoel voor 2040 wordt wettelijk vastgelegd; ook emissies van geïmporteerde producten tellen mee. Fiscaal wil Volt een minimale CO₂-prijs voor alle Nederlandse uitstoot, per direct stoppen met fossiele subsidies, alle uitzonderingen op de energiebelasting uitfaseren en alle uitzonderingen binnen de CO₂-heffing voor de industrie schrappen. Tegelijk versnelt Volt de transitie met gerichte financiële ondersteuning, zoals CfD’s voor windparken en SMR’s.

Voor opwek kiest Volt een mix van schone bronnen: wind en zon vormen de basis; wind op zee moet na 2030 onverminderd doorgaan. Zonnepanelen op alle oppervlaktedaken worden verplicht en er komen extra middelen voor gemeenten, provincies en RES. Volt houdt vast aan minimaal 50% lokaal eigendom (want de praktijk gaat zo goed, niet dus).

Kernenergie blijft deel van de mix. Volt steunt twee grote kerncentrales als impuls voor sector en kennis, en is de enige partij die expliciet ingaat op het kennis-ecosysteem. Nederland moet een Europese alliantie van leveranciers van nucleaire technologie trekken en Europees samenwerken aan werving, opleiding en bijscholing in de sector. Daarnaast wil Volt meerdere SMR’s op strategische locaties. Voor zware industrie zet Volt in op groene waterstof en wil alle randvoorwaarden op EU-niveau, juridisch én budgettair, snel regelen. Nederland moet een sleutelrol krijgen in opslag en doorvoer; inkoop van waterstof en gas moet gezamenlijk Europees. CCS is nodig als transitiemodel en CO₂-hergebruik hoort daarbij; daarvoor is een publieke CO₂-infrastructuur nodig.

Volt kiest voor een snel einde aan fossiele brandstoffen: geen nieuwe vergunningen voor olie- en gasboringen of nieuwe kolenmijnen. Dezelfde duidelijkheid komt terug bij mobiliteit: vanaf 2030 geen verkoop van verbrandingsmotoren; reclame voor fossiele brandstoffen wordt per 2030 verboden.

In de gebouwde omgeving moet bestaande bouw zoveel mogelijk in 2040 klimaatneutraal zijn. Er komen gebouwgebonden leningen met vaste lage rente, uitbreiding van ISDE en hervorming van subsidies zodat de overheid isolatiekosten voorschiet. Volt stimuleert warmte- en koudenetten, met landelijke kaders zodat gemeenten kunnen deelnemen aan efficiënte, transparante regionale warmtebedrijven. Tot nu toe is Volt de enige partij die hier zo expliciet op ingaat. Volt wil energiearmoede doelgericht bestrijden met een versnelde wijkaanpak voor slecht geïsoleerde wijken. De energiebesparingsplicht wordt uitgebreid naar verhuurders (dat wordt een bureaucratisch monster).

Op infrastructuur wil Volt de koppeling van EU-elektriciteitsnetten uitbreiden en vergunningbarrières wegnemen. Netbeheerders moeten sneller kunnen uitbreiden via innovatie, digitalisering, automatisering, samenwerking en snellere vergunningen; wettelijke barrières gaan omlaag, flexibele contracten en energieopslag worden mogelijk, en het vaste capaciteitstarief wordt variabel. Flexibiliteit, lokale oplossingen en opslag ziet Volt als de weg uit netcongestie.

Irritant is dat het verder gedegen programma van ruim 150 pagina’s veel herhaling bevat. Positief is een apart hoofdstuk over de toekomst van de ruimtelijke inrichting in het licht van klimaat en energietransitie, met een oproep tot ruimtelijke visie en oog voor sociaaleconomische factoren — iets waar ik al langer voor pleit. Opvallend en interessant is ook de sterke inzet op een Europese tech-sector en innovatie.

CU

De ChristenUnie ziet ambitieus klimaatbeleid als noodzakelijk om de schepping te bewaren én Nederland energieonafhankelijk te maken; een veelbelovende combinatie. De partij wil de klimaatdoelen behouden en het 2030-doel aanscherpen, en plaatst klimaatbeleid nadrukkelijk in internationale context. De keuzes voor maatregelen echter zijn gematigd.

Onder de noemer Nederland van het slot benadrukt de partij dat de energietransitie in een taaie fase zit door gebrekkige randvoorwaarden. Netcongestie, vergunningverlening en een tekort aan vakmensen vormen de grootste knelpunten en moeten met prioriteit worden aangepakt. Het is dan ook logisch dat netcongestie en energie-infrastructuur apart in het programma staan: de overheid neemt de regie, vereenvoudigt procedures en stelt extra Klimaatfondsmiddelen beschikbaar. Vergunningen voor netbeheerders moeten sneller, nationale coördinatie van kritische infrastructuur beter. Ook zet de partij in op flexibiliteit: waterstofprojecten en batterijen krijgen lagere nettarieven, ongebruikte capaciteit wordt teruggegeven en warmtepompen, laadpalen en batterijen krijgen een verplichte schakelmogelijkheid. Er komt maatschappelijke prioritering (feitelijk al bestaand maar ach). Om netkosten te dempen worden afschrijvingstermijnen verlengd en financieringskosten verlaagd via een kapitaalstorting van tien miljard voor netbeheerders.

Voor de energieopwekking kiest de ChristenUnie voor een mix met wind (vooral op zee) en zon als fundament. Twee nieuwe kerncentrales vullen dit aan, als ook getijdenenergie. Gas- en kolencentrales worden uitgefaseerd en gascentrales omgebouwd naar CO₂-vrije centrales. Biomassa is alleen voor hoogwaardige toepassingen, aardwarmte wordt gestimuleerd en gaswinning in de Noordzee kan onder strikte voorwaarden, maar niet onder de Waddenzee. De CU geeft toe dat opslag en flexibiliteit belangrijk zijn maar niet alles oplossen. Voor de industrie zet de partij in op ETS, maatwerkafspraken en ontwikkeling van een waterstofeconomie, steeds in Europees verband. De nationale CO₂-heffing blijft bestaan, maar kan tijdelijk op nul voor bedrijven als de overheid tekortschiet in randvoorwaarden – een consequente lijn.

In de gebouwde omgeving wil de ChristenUnie het Nationaal Isolatieprogramma uitbreiden en een straat-voor-straataanpak zonder ingewikkelde subsidies, met inkomensondersteuning voor lage inkomens. De geschrapte norm voor hybride warmtepompen keert terug per 2029. Per wijk moet worden bepaald hoe woningen van het gas gaan – alsof er niet al een wettelijke plicht is dit uiterlijk 2026 in een warmteprogramma vast te leggen. Daarnaast pleit de partij voor lokale oplossingen en 50 procent lokaal eigendom, zonder de huidige knelpunten daarbij te adresseren.

Opvallend is de aandacht voor de Caribische eilanden en samenwerking met Suriname op energiegebied – een onderwerp dat geen andere partij benoemd.

SGP

De SGP wil wegblijven bij “doorgeslagen maakbaarheids-denken”. Het verkiezingsprogramma is daarom niet uitgesproken ambitieus, maar wel gedetailleerd en getuigt van kennis van de energietransitie. Centraal staat het streven naar een duurzame, betrouwbare en betaalbare energievoorziening – en een soort energie-patriotisme.

De partij wijst wettelijke reductiedoelen, zoals 55% CO₂-reductie in 2030, af en wil de klimaatwetgeving aanpassen. Tegelijk stelt ze zelf het doel om het energiegebruik in twee decennia met een derde terug te brengen en fossiele brandstoffen in drie decennia zoveel mogelijk af te bouwen. Belangrijker dan de bron lijkt voor de SGP de herkomst: energie moet in Nederland worden opgewekt. Daarom kiest de partij voor een brede mix van wind, zon, kernenergie, warmte uit bodem, water en lucht, restwarmte en mestvergisters voor “Hollands gas”, en als enige partij benoemd zij ook getijdenenergie. Daartegenover staat een afwijzing van zonnepanelen op landbouwgrond en een grote uitbouw van wind op zee. CCS en gaswinning gelden als tijdelijke oplossingen. Internationaal wil de partij voorop lopen bij de ontwikkeling van SMR’s en pleit ze voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales.

De aanpak van netcongestie en de verzwaring van het elektriciteitsnet hebben hoogste prioriteit, met versnelde procedures en stikstofvrijstelling. Opvallend is de aandacht voor het onderscheid tussen werkelijke en administratieve netcongestie, waarbij betere metingen en datadeling een oplossing moeten bieden. Tegelijk wil de SGP dat huishoudens de zeggenschap over hun eigen energiedata behouden. Blijkbaar is de interne afstemming hierop wat misgelopen.

Ook industrie en fiscaliteit krijgen veel aandacht. De glastuinbouw wordt gevrijwaard van ETS2 en de bijmengverplichting voor groen gas, opslag en hydrolyzers worden vrijgesteld van nettarieven en batterijen van dubbele belasting. Voor de industrie wil de partij de Volume Correctie Regeling herstellen (ook weer een best technisch detail) en in bredere zin subsidies en regelingen beter laten aansluiten bij de werkelijke uitdagingen.

Voor de gebouwde omgeving kiest de SGP opnieuw voor een patriottische insteek: “liever een euro voor een Hollandse installateur dan voor een producent van vloeibaar aardgas in Qatar.” Er komt een sociaal tarief en een maximumprijs voor kwetsbare huishoudens. Isolatie en de hybride warmtepomp moeten de nieuwe standaard worden, gemeenten krijgen meer ruimte via de baatbelasting en voor een derde van de wijken ziet de partij een oplossing in de aanleg van een warmtenet; een opvallend expliciete keuze, gezien de terughoudendheid van andere partijen.

Tot slot bevat het programma een relatief uitgebreide paragraaf over duurzame mobiliteit, met duidelijke keuzes: geen voordelen voor fossiel en SUV’s, en invoering van een vliegbelasting.

CDA

Het CDA gebruikt het begrip rentmeesterschap als uitgangspunt voor duurzaamheid en de energietransitie. De partij benadrukt het belang van politieke keuzes en een langetermijnvisie met oog voor sociale rechtvaardigheid en vertrouwen in ondernemerschap en creativiteit. De maatregelen zijn doordacht en consistent, maar de duidelijke keuzes blijven onvindbaar.

Europese samenwerking krijgt een prominente plaats. De Nederlandse klimaatwet wordt aangepast aan de EU-doelen. De nationale CO₂-heffing vervalt voor een gelijk speelveld, met ruimte voor nationale doelen in de niet-ETS-sectoren. Voor kernenergie en wind op zee zoekt het CDA samenwerking in Europa en pleit het voor een gezamenlijke investeringsagenda voor missies en sleuteltechnologieën.

Bij de opwekking sluit het CDA geen opties uit: kernenergie (twee nieuwe centrales en SMR’s), wind, zon, waterstof, groen gas, biomassa, aardwarmte en schone brandstoffen. Het borgt CO₂-vrij regelbaar vermogen via kleine kerncentrales (een opvallend technisch detail voor een verkiezingsprogramma), wil gascentrales ombouwen naar waterstof en kolenlocaties bestemmen voor duurzame energie en CCS. De vroegere boerenachterban klinkt door in steun voor mestvergisters. Wind op zee wordt uitgebreid, met oog voor visserij en natuur; wind op land moet zorgvuldig worden ingepast.

Voor de energie-infrastructuur stelt het CDA versnelling van vergunningsprocedures voor, aanpassing van wetgeving zodat stikstofreducerende projecten niet stilvallen, en stimulering van flexibele contracten en energyhubs. In lijn met het recente IBO wil de partij de kosten van netinvesteringen spreiden over generaties.

In de gebouwde omgeving blijven het isolatieprogramma, warmtefonds en ISDE instrumenten. Afgesproken verduurzaming met woningcorporaties wordt doorgezet, en ook minder draagkrachtigen moeten in goed geïsoleerde huizen kunnen wonen. Besluitvorming bij VvE’s moet eenvoudiger worden gemaakt, met nadruk op isoleren, hybride warmtepompen en warmtenetten – al ontbreken ook hier duidelijke keuzes.

Voor de industrie kiest het CDA voor een groene industriepolitiek: bindende afspraken met de grootste vervuilers, maatwerk en financiële ondersteuning voor verduurzaming. Industrie die vergroent, wil men nadrukkelijk behouden voor Nederland. Maakindustrie wordt specifiek benoemd maar welke industrie men wel of niet wil blijft in het midden.

Bijzonder is dat het CDA-programma ook de successen van klimaatbeleid benoemt – uniek voor een oppositiepartij.

NSC

Het NSC staat in de peilingen op 0 tot 1 zetel maar uit nieuwsgierigheid toch het verkiezingsprogramma gelezen. Wat betreft de energietransitie: NSC wil het net verzwaren (geen verassing en onvermijdelijk) met landelijke en provinciale regie (alsof dat nu al niet het geval is) en hiervoor de opbrengsten van de verkoop van TenneT-Duitsland inzetten (dat is nieuw en door geen andere partij benoemd). Verder van alles wat maar niets opmerkelijks en ook niets echt niet.

SP

Het verkiezingsprogramma van de SP zet consistent in op klimaatrechtvaardigheid: de klimaatcrisis en energietransitie moeten worden aangepakt met collectief beleid en veel investeringen. Geen individuele verantwoordelijkheid, maar gezamenlijk georganiseerde en gefinancierde maatregelen. Het idee dat met veel investeringen, publiek eigendom, en een grote rol van de overheid en van bedrijfs-en bewonerscollectieven de energietransitie omgezet kan worden is de rode draad.

De partij stelt dat jaren van falend beleid hebben geleid tot vertrek van strategische industrieën en achterblijvende investeringen in woningbouw, energievoorziening en spoor. De SP wil dit keren met een groot publiek investeringsplan met nationalisatie-elementen - dat procedures versnelt en de economie structureel versterkt. Industrie moet in Nederland blijven, en daarvoor is volgens de partij regie en publieke zeggenschap nodig. De SP wil de energievoorziening nationaliseren en betaalbaar én duurzaam maken. De drie grote private warmtebedrijven worden omgevormd tot vier publieke, regionale warmtebedrijven. De SP wil dat er fors wordt geïnvesteerd in uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet, met ruimte voor opslag en voor een infrastructuur rond groene waterstof. Waterstofinfrastructuur moet onder regie van de overheid worden aangelegd – alsof dat nu niet het geval is. Netcongestie moet worden aangepakt zodat de economie kan groeien.

De SP wil windparken op zee uitbreiden, zonnepanelen op alle geschikte daken leggen, inzetten op aardwarmte en een toekomstbestendig elektriciteitsnet bouwen. Zonne-energie moet grootschalig en collectief worden uitgerold via woningcorporaties, energiecoöperaties en woonverenigingen, zodat ook huurders en lage inkomens profiteren. Saldering mag niet zonder compensatie worden afgeschaft: wie eerder investeerde in verduurzaming moet daarvoor rechtvaardig gecompenseerd worden.

Bij woningbeleid benadrukt de partij een grootschalig verduurzamingsoffensief dat woonlasten verlaagt en comfort verhoogt. Bewoners moeten meer zeggenschap krijgen, al is dan mijn vraag of dat de warmtetransitie daadwerkelijk versnelt, ik betwijfel het. Ook wil de SP huurverlaging afdwingen bij slechte energielabels. Fossiele subsidies moeten stoppen, de energiebelasting moet omlaag, maar progressief zodat hogere inkomens meer betalen (ik voorzie een bureaucratisch monster).

De partij wijst gaswinning op zee af, net als biomassa en kernenergie. CCS en ondergrondse CO₂-opslag gelden als uitstel en geen oplossing. Windenergie wordt wel belangrijk genoemd, maar tegelijk afhankelijk gemaakt van lokaal eigendom en draagvlak, wat de verdere uitrol de-facto onmogelijk zal maken. Opslagoplossingen, zoals buurtbatterijen, worden enigszins naïef gepresenteerd als afdoende oplossing.

PVV

Het verkiezingsprogramma van de PVV veegt alle klimaatambities, doelstellingen en verplichtingen resoluut van tafel. De partij kiest voor de simpelste lijn: nee tegen alles wat duurzaam is. In plaats van klimaatmitigatie en energietransitie stelt de partij klimaatadaptatie en een blijvende rol voor fossiele energie en sterkere rol voor kernenergie centraal.

De hoge energieprijzen en energiearmoede worden door de PVV neergezet als een opzetje van eerdere regeringen om burgers te dwingen te verduurzamen. De oplossing is volgens hen eenvoudig: de btw op energie verlagen en stoppen met het “eindeloze geneuzel” over duurzaam en circulair bouwen, en vooral geen campagnes van de overheid meer om gedrag te veranderen.

Op beleidsniveau betekent dat: terugtrekken uit het VN-klimaatakkoord van Parijs, de Klimaatwet intrekken, het klimaatfonds schrappen en het klimaatberaad opdoeken.

Het programma is verder vooral een opsomming van wat er níet moet gebeuren. Geen verplichte warmtepomp, geen nieuwe duurzaamheidseisen, niet verplicht van het gas af, geen ondergrondse CO₂-opslag. In het hoofdstuk over boeren, tuinders en vissers volgen meer dingen die ze niet willen: geen windparken op zee maar wel ruimte voor de visserij, geen stroomkabels door natuurgebieden waar garnalen- en kokkelvissers actief zijn. In mobiliteit wordt de lijn consequent doorgezet: geen verbod op de verkoop van brandstofauto’s, nooit verplicht elektrisch rijden, geen zero-emissiezones en geen elektrificatie van de scheepvaart (ik wist niet dat het laatste een thema is blijkbaar wel voor de PVV). Ook de financiële kant van klimaatbeleid wordt afgebouwd: de SDE++ en andere klimaatsubsidies verdwijnen, de CO₂-heffing wordt afgeschaft.

Opwekking van energie moet vooral fossiel blijven: gas- en kolencentrales openhouden, meer en sneller gas winnen uit de Noordzee en zelfs op land, geen export maar uitsluitend voor de Nederlandse leveringszekerheid, geen nieuwe windturbines of zonneweiden, en bestaande windmolens waar mensen last van hebben moeten worden afgebroken. Wat zon op dak betreft blijft het programma opvallend stil, zo ook over verduurzaming van de bestaande woningvoorraad of de warmtetransitie. Daarentegen worden nieuwe kerncentrales expliciet genoemd en gewenst, inclusief SMRs en vanzelfsprekend thorium als mythische niet nader verklaard wondermiddel.

De visie op energie-infrastructuur is in het programma samengevat in één oneliner: “Netcongestie oplossen!” Hoe dan, blijft onbesproken maar het is iets dat ze blijkbaar uitdrukkelijk (met uitroepteken) wel willen. Organisatorisch wil de PVV het ministerie van Klimaat en Groene Groei omvormen tot een ministerie van Betaalbare Energie, met als prioriteit leveringszekerheid en lagere energielasten. De Regionale Energiestrategieën (RES) worden afgeschaft.

Er is wel één inconsistentie: anders dan bij zo goed als alle andere onderwerpen, komen de woorden immigrant en moslim niet voor bij dit onderwerp.

JA21

Het verkiezingsprogramma van JA21 wil een ander klimaatbeleid niet bepaald wordt door abstracte doelen maar in plaats daarvan door “nationaal debat” – een vaag begrip dat waarschijnlijk weinig meer betekent dan het centraal stellen van de gevoelde werkelijkheid. JA21 kiest voor een zogenaamd betrouwbaar en betaalbaar energie- en klimaatbeleid “op Nederlandse voorwaarden”, waarin kernenergie de spil en het panacee is.

Een “kernenergieoffensief” moet snel en grootschalig van start: vier nieuwe centrales bouwen, inzetten op SMRs die in Nederland geproduceerd worden, langetermijngaranties vanuit de staat, 20 GW kernenergie in 25 jaar en – uiteraard – thorium, het eeuwige stokpaardje van klimaatsceptische partijen en hun achterban.

De analyse van het heden is voorspelbaar: bedrijven sluiten of vertrekken door hoge energiekosten en regeldruk, worstelen met netcongestie en eindeloze vergunningen. Gezinnen en ouderen zouden in de knel komen door stijgende prijzen – alsof energiearmoede geen realiteit van vandaag is. Het fiscale deel volgt dezelfde lijn: de btw op energie verlagen en belastingen niet langer gebruiken om “gedragsverandering richting duurzaamheid af te dwingen”. De klimaatdoelen zelf ziet de partij niet zitten. In plaats daarvan moet de focus liggen op klimaatadaptatie. Dat vertaalt zich direct investeren in dijken en in een blijvende rol voor fossiele energie, totdat kerncentrales voldoende leveren. Leveringszekerheid moet worden gegarandeerd met gas- en kolencentrales, alsof dat niet al decennia de praktijk is. Wind op land wordt via afstandsnormen van tien keer de masthoogte min of meer onmogelijk gemaakt – een mooi voorbeeld van hoe partijen die altijd klagen over regeldruk zelf graag strikte regels maken zodra het hun uitkomt.

De warmtetransitie wil de partij eenvoudigweg stopzetten. De aanleg van warmtenetten moet worden beëindigd, de nieuwe Warmtewet en het gemeentelijk instrumentarium voor de warmtetransitie moeten teruggedraaid worden. Hoe de gebouwde omgeving dan wél van het gas af moet, blijft onbenoemd behalve een algemeen pleidooi voor isolatie.

Netcongestie wordt in het programma gereduceerd tot een non-issue: meer kernenergie zou dit oplossen. Alsof uitbreiding van energie infrastructuur daarmee overbodig wordt. Behalve de bijzin over dat dit sneller moet en dat er werk gemaakt moet worden van opslag blijft het programma daar leeg.

Tot slot presenteert JA21 nog wat institutionele vondsten: een minister voor “Overheidsefficiëntie en Autonomie” die inspraak bewaakt en de overheid afslankt, plus een staatssecretaris voor kernenergie.

PvdD

De PvdD presenteert een verkiezingsprogramma van ruim 160 pagina’s: vol passie, herhalingen en lange lijsten maatregelen. Het ademt de overtuiging dat energieverbruik koste wat kost omlaag moet, met een reductiedoel van 50% in 2030 ten opzichte van 1990. Daarin ligt een helder uitgangspunt, maar het programma blijft een mengeling van serieuze voornemens, symbolische acties en losse details zonder duidelijke samenhang.

De voorstellen voor energiebesparing variëren van strengere normen voor energielabels en handhaving van de besparingsplicht voor bedrijven tot een reeks verbodsmaatregelen die soms eerder symbolisch aandoen: geen terrasverwarmers, sierteelt of zomerijsbanen, geen nieuwe datacenters, airconditioners en overbodige verlichting uit. Ook fossiele reclame moet verdwijnen, vliegreizen voorzien van waarschuwingen, privévliegtuigen en luxe jachten uit het land weren, en de premier zou maandelijks een persconferentie over klimaat en natuur moeten geven.

Een rode draad is de eis dat het energiesysteem in publieke handen komt, liefst lokaal met burgerparticipatie. Omwonenden krijgen zeggenschap en zelfs voorrang bij levering, al blijft onduidelijk hoe dat juridisch of technisch vorm moet krijgen. Kleinschaligheid en slimme lokale oplossingen hebben de voorkeur: zonnepanelen op daken als norm, belastingvrije teruglevering, maar geen zonneparken in natuur- of landbouwgebied. Wind op zee mag versneld, maar natuurbescherming blijft onaantastbaar.

Verder wil de PvdD een oplopend minimumpercentage hernieuwbare elektriciteit verplicht stellen en een progressieve energiebelasting invoeren waarbij grootverbruikers meer betalen. Kolen en gas moeten zo snel mogelijk verdwijnen. Hoewel terecht gewezen wordt op het ruimte- en grondstoffengebruik van duurzame energie, wordt dat vooral als argument gebruikt om grootschalige wind- en zonneparken te beperken.

Wat de PvdD “schijnoplossingen” noemt, worden uitgesloten: geen CCS, kernenergie, fossiele warmtenetten, waterstof uit fossiel of kernenergie, geen biomassaverbranding, BECCS, biochar, biobrandstoffen of mestvergisters. Daarmee resteert enkel kleinschalige en écht duurzame opwek, terwijl over noodzakelijke netverzwaring nauwelijks meer wordt gezegd dan dat het moet gebeuren.

Feiten zijn niet altijd leidend. Zo stelt de partij onterecht dat datacenters voorrang hebben op scholen en woningen bij netaansluitingen, en pleit zij voor een ecologische toets op wind op zee die allang wettelijk verplicht is.

Naast de energietransitie presenteert de PvdD brede klimaat- en natuurplannen. De doelen voor 2030 moeten scherper, 5% van het BBP wordt wettelijk gereserveerd voor klimaat en natuur, met klimaatrechtvaardigheid als leidend principe. Dit vertaalt zich in een klimaatbelasting, hogere CO₂-heffingen, intrekking van gratis ETS-rechten, strengere verplichtingen voor vervuilende bedrijven, subsidies voor de groene economie en het schrappen van fossiele subsidies – waaronder ook landbouwsubsidies. Banken en pensioenfondsen moeten fossiele investeringen afbouwen. Een apart ministerie voor Natuur en Klimaat moet dit alles coördineren.

VVD

Het programma van de VVD wordt gepresenteerd rond “vijf grote missies”, waarvan de eerste – radicale economische groei – ook inzet op goedkope en schone energie. Vanuit een ondernemersgericht economisch-liberaal en bij vlagen libertair perspectief wordt dit thema consistent door het hele programma heen doorgetrokken.

Veel aandacht gaat uit naar de hoge energieprijzen en netcongestie als belemmeringen voor economische groei. Energie-infrastructuur wordt nadrukkelijk genoemd als noodzakelijk investeringsdomein. Niet verrassend wordt netcongestie echter ook handig gebruikt als excuus om emissiereducties voorlopig even te parkeren.

Een concreet voorstel is de Klimaatwet om te vormen tot een Klimaat- én groeiwet, waarin betaalbaarheid en onafhankelijkheid een even grote rol krijgen als emissiereductie. Energie-onafhankelijkheid wordt bovendien stevig gekoppeld aan defensie en veiligheid (“energiebeleid is veiligheidsbeleid”), geheel in lijn met de framing van het hoofdlijnenakkoord 2023. Gaswinning in de Noordzee blijft een optie, uiteraard onder het mom van onafhankelijkheid.

De staatskas mag ondertussen wel gewoon open om energieprijzen voor de industrie te compenseren ten behoeve van internationale concurrentie – geheel consistent met de rest van het programma, waarin behoud van de industrie een belangrijk speerpunt is.

De VVD wil de versnellingsaanpak voor uitbreiding van het elektriciteitsnet met de hoogste prioriteit doorzetten. Dat moet gebeuren door onderzoekslasten te beperken, de aanleg van infrastructuur wettelijk te beschermen en de gedoogplichtprocedure te versnellen en uit te breiden. CCS wordt volop omarmd, met een actieve rol voor de overheid, en ook de inzet op kernenergie blijft grotendeels onveranderd: versnellen van de bouw, stimuleren van SMR’s, en het opbouwen van sector en kennisbasis – keurig in lijn met het huidige kabinetsbeleid.

Voor andere groepen dan het bedrijfsleven blijft het programma opvallend summier. Voor huishoudens belooft de VVD een verlaging van de energiebelasting, zonder dat er een dekking wordt genoemd. Ook isolatie en de aanschaf van warmtepompen wil de partij blijven stimuleren.

Tussen de regels door klinkt een licht klimaatsceptische ondertoon, met goedkope sneertjes over “papieren werkelijkheid” en dergelijke. Populistische trekjes zijn de partij bepaald niet vreemd. Al met al presenteert de VVD een redelijk consistent maar niet ambitieus programma voor de energietransitie: zonder twijfel wordt die transitie belangrijk gevonden, maar ze wordt volledig ondergeschikt gemaakt aan en ten dienste gesteld van economische groei.

GroenLinks-PvdA zet consistent in op het principe de vervuiler betaalt en op het streven naar klimaatrechtvaardigheid. Daarmee geeft het programma zichzelf een verbindend element en een integrale blik op de energietransitie.

Het programma noemt een reeks maatregelen en voornemens, maar blijft vaak steken in algemeenheden. Het afschaffen van fossiele subsidies staat uiteraard in de plannen. Maar wat precies onder deze subsidies valt, hoe ze afgeschaft moeten worden en welke consequenties dat heeft, blijft zorgvuldig onbenoemd. Ook voor de gebouwde omgeving omarmt de partij tal van initiatieven, een isolatieoffensief, fixbrigades, witgoedregelingen, maar uitvoering en financiering worden niet toegelicht. Er is veel aandacht voor een lagere energierekening en goedkope energie, bijvoorbeeld via differentiatie in nettarieven. Waar de lasten dan wél terechtkomen als niet bij huishoudens of de (groene) industrie, blijft een open vraag. Bij wind op zee duikt tenminste het contract-for-difference op.

De partij wil inzetten op nationaal opgewekte duurzame energie uit zon en wind, noemt opslag als belangrijke component en voorziet waterstofcentrales als back-up. Over de beschikbaarheid van waterstof of de inrichting van de markt zwijgt men. Lokale oplossingen en flexibel verbruik krijgen veel aandacht. Opvallend is dat GroenLinks-PvdA geen publiek geld wil investeren in kerncentrales en daarmee de huidige plannen voor vier nieuwe centrales in de prullenbak kiepert. Ironisch genoeg wil een demissionaire VVD-minister juist een staatsbedrijf oprichten om kernenergie van de grond te krijgen, terwijl de PvdA het volledig aan de markt wil overlaten.

Het programma erkent dat ruimte, personeel en netcapaciteit schaars zijn, en dat er dus keuzes nodig zijn. Welke keuzes mogelijk zijn en welke de partij zelf zou maken, blijft echter vaag. Wel wordt gepleit voor versneld aanleggen van energie-infrastructuur via een energieversnellingswet, en voorrang van energieprojecten bij beperkte stikstofruimte en andere maatschappelijke belangen. Dat laatste is al geregeld. Een vreemde verkiezingsbelofte dus.

Dan is er nog het sympathieke idee van een klimaatticket: onbeperkt reizen met het OV voor €59 per maand in de daluren. Leuk bedacht, maar door de beperking tot daluren krijg je natuurlijk niemand uit de auto.

Dat een verkiezingsprogramma niet heel technisch en gedetailleerd is, hoort erbij. Het grootste probleem van dit op energiegebied eigenlijk best wel ambitieuze programma is dan ook niet het gebrek aan details, maar de afwezigheid van duidelijkheid over de moeilijke keuzes. De partij wil het klimaatdoel van 2050 naar 2040 vervroegen, maar ondertussen ontbreken fundamentele keuzes over industriebeleid, wordt met geen woord gerept over CCS en wil men kernenergie de facto stopzetten. Met alle sympathieke lokale initiatieven maar zonder structurele systeemkeuzes gaan we het simpelweg niet redden. Niet in 2050 en zeker niet in 2040.

FvD

Forum voor Democratie gelooft niet in het klimaatprobleem en kiest daarom in haar verkiezingsprogramma voor een radicaal andere koers, oftewel, geen enkel klimaatbeleid, geen energietransitie, maar inzet op dijken bouwen en thorium. Klimaat is wel het eerste hoofdstuk in het verkiezingsprogramma en de vele woorden en onzin daarin doen vermoeden dat klimaatbeleid en de energietransitie een soort fetisj van ze is.

FvD wil vooral veel niet: Stoppen met de energietransitie, intrekken van klimaatwet en Parijsakkoord, schrappen van alle CO₂-reductiedoelen, ontmanteling van de EU-Green Deal, klimaatregels schrappen, schrappen van rapportageverplichting personenmobiliteit, kosten van klimaatplannen niet afwentelen op burgers, geen nieuwe windmolens op zee, verbod op windturbines, geen zonneparken op onbebouwde grond of water, biomassacentrales sluiten.

Wat willen ze wel: Kernenergie uitbouwen, inzetten op thorium, gaswinning in Groningen hervatten, gasboringen in de Noord- en Waddenzee, nieuwe olie- en gasvelden benutten, kolencentrales heropenen, aardgasverbod opheffen, vrijheid in verwarmingskeuze en lagere energiebelastingen. Opvallend en voor mij de enige niet voorspeldbare maatregel in het programma is dat de partij de energiesector wil nationaliseren.

De oplossing volgens FvD: Inzetten op adaptatie.