Ruben Zondervan

Omdenken in de ruimtelijke puzzel van de energietransitie (Deel 1)

Introductie

De energietransitie vraagt om een enorme uitbreidingen van de energie-infrastructuur. Daarmee is de energietransitie een belangrijke factor geworden in de steeds intensievere ruimtelijke concurrentie, waarin onder anderen ook woningbouw, natuurbescherming, economische ontwikkeling, defensie en mobiliteit om ruimte strijden. Het woord energie-planologie wordt daarom terecht steeds meer genoemd.

In dit eerste deel van deze tekst betoog ik dat we de ruimtelijke puzzel van energie-infrastructuur verkeerd leggen. Bovendien ontbreken essentiële puzzelstukjes. Daar ga ik in deel 2 op in. Dit belemmert niet alleen de rechtvaardigheid en integraliteit, maar ook de toekomstbestendigheid van de inrichting van de schaarse ruimte. En juist die drie elementen zijn cruciaal voor het welslagen van de energietransitie.

De opgave

Maar eerst enkele voorbeelden die de omvang van de opgave illustreren om de energie-infrastructuur toekomstbestendig of op z’n minst adequaat voor het moment te maken:

Tot slot blijven de duizenden kilometers aan nieuwe midden- en laagspanningsleidingen, de tienduizenden transformatorhuisjes en de uitbreiding of nieuwbouw van honderden laag- en middenspanningsstations hier nog buiten beschouwing. Ook dat is een Herculesklus, maar volgt een andere logica qua ruimtelijke procedure en inpassing. Deze projecten vallen onder verantwoordelijkheid van de regionale netbeheerders en onder het bevoegd gezag van gemeenten en provincies.

In deze tekst beperk ik mij op de energie-infrastructuur van nationaal belang.

We leggen de puzzel in een verkeerde volgorde

Grote energie-infrastructuurprojecten zijn vaak zo ingrijpend in de ruimte, kosten zo enorm veel tijd, vereisen zulke enorme investeringen, en vergen zo veel inzet van en afstemming met veel partijen, dat daardoor het project een doel op zich wordt. Echter, de energie-infrastructuur is geen doel op zich. Energie-infrastructuur is een middel. Het doel is de energietransitie en de toekomstbestendigheid van de ruimte en brede welvaart.

Het doel, de energietransitie is geen opgave die los staat van de andere maatschappelijke uitdagingen zoals kansengelijkheid, veiligheid, brede welvaart, onderwijs, en meer. De energie-infrastructuur staat daarbij vooral in een wisselwerking met ruimtelijke ordening en economische ontwikkeling.

Echter, zoals nu grote energie-infrastructuurprojecten gepland en ingepast worden, volgt dit een proces waarin technische en vergunningstechnische optimalisatie gepaard gaat met de nut en noodzaak voor het project geredeneerd vanuit het huidige energiesysteem. Daardoor verworden de projecten tot doel op zich en is er in het gevecht om ruimte voor deze projecten nauwelijks een samenhang met de andere opgaven en visies. Toekomstbestendigheid wordt versimpelt tot het oplossen van de actuele en vaak acute knelpunten in het energiesysteem. De ruimtelijke inpassing zet niet in op een pareto-optimum maar wordt bepaald door het heden en het absolutisme van de beschermingsregimes.

Een overvloed aan visies

De aftakking van het waterstofnetwerk naar Tata, de diepe aanlanding van wind op zee naar Chemelot, of de aanleg van een 380kV verbinding naar de kop van Noord-Holland zijn allemaal noodzakelijk. Echter, de nut en noodzaak van deze energie-infrastructuur projecten is niet ontstaan vanuit strategische overwegingen of ter realisatie van een landelijke of regionale visie op ontwikkeling, brede welvaart, of levenskwaliteit. De nut en noodzaak is ontstaan uit niet-samenhangende autonome ontwikkelingen en bestaande economische structuren. Vanuit de energietransitie geredeneerd, is de nut en noodzaak vraag-gerelateerd.

De aanleg van energie-infrastructuur is nu dus vooral bedoeld om al bestaande ontwikkelingen te bedienen, niet om maatschappelijk gewenste ontwikkelingen te faciliteren. Dat kan ook niet want daaraan ontbreekt het juist. Waar is de visie op de brede welvaart in 2100, of concreter de visie op welke industrie we waar willen in 2050? Waar zijn de daaruit resulterende echte keuzes en vertaling daarvan naar ruimtelijke planning?

Het is niet, dat er geen integrale visies voor de ruimtelijke ontwikkeling bestaan. Integendeel. Nemen we bijvoorbeeld mijn eigen regio, het Noordzeekanaalgebied. Daar hebben we uiteraard een dozijn omgevingsvisies van de gemeenten in de regio die in het optimale geval op elkaar aansluiten of elkaar tenminste niet tegenspreken en deze visies zijn via de omgevingsplannen en omgevingsprogramma’s in ieder geval wettelijke en bindende instrumenten. Dat kan niet gezegd worden van andere visies op de toekomstige ruimte in de regio. Zij het de Cluster Energiestrategie (CES) vanuit het perspectief van de regionale verduurzaming van de industrie, de NOVI en NOVEX, het ontwikkelperspectief Noordzeekanaalgebied, de ruimtelijke verkenning van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) of het ruimtelijk arrangement Noord-Holland.

Omdat energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang zich toch al weinig aan hoeven te trekken van de bindende gemeentelijke omgevingsplannen (met het projectbesluit worden gemeenten gedwongen om dezen in te passen) kunnen de projecten zonder meer de vele niet bindende visies terzijde laten. En dat is misschien ook maar goed ook want die visies zijn niet consistent en kennen geen duidelijke hiërarchie. Als iedere visie meegenomen moet worden zal de onvermijdelijke grootschalige energie-infrastructuur nooit verder komen dan een doorlopend circus van ambtelijke en bestuurlijke overleggen en eindeloze zienswijzen en inspraakronden van belanghebbenden. De recent gepubliceerde concept-Nota Ruimte waarin "regie op de ruimte" centraal staat, kan een voor wat richting zorgen.

Wat nodig is, juist ook om beslissingen te kunnen nemen, is niet een lappendeken van visies maar een overkoepelende visie op de energie-infrastructuur die verder kijkt dan het oplossen van de actuele problematiek en breder kijkt naar de gewenste economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling.

Een gebrek aan keuzes

Mijns inziens is de belangrijkste reden voor het ontbreken van één samenhangende visie dat wij – inwoners én bestuurders – geen keuzes willen, kunnen of durven te maken. Met een buffet aan visies is het immers verleidelijk om telkens datgene op het bord te leggen wat op dat moment goed uitkomt. Maar keuzes móéten worden gemaakt. Niet alles past in de ruimte.

Neem de bollen- en sierteelt in de glastuinbouw: een sector die veel ruimte inneemt, enorme hoeveelheden energie verbruikt, een beperkte economische bijdrage levert en geen strategisch belang heeft zoals bijvoorbeeld de staalproductie, of een randvoorwaardelijke rol speelt in een kenniseconomie zoals datacenters dat doen. Bovendien veroorzaakt de glastuinbouw aanzienlijke water- en bodemverontreiniging en kent zij veel uitbuiting van arbeidsmigranten. Wat mij betreft kiezen we er dan ook voor deze sector geleidelijk uit te faseren.

Het vermijden van keuzes is echter niet alleen een beleidsmatig probleem, maar ook een individueel. We willen wel de eigen individuele auto voor de deur, maar niet het collectieve trafohuisje in de straat. We willen goedkope elektriciteit en profiteren van AI, maar de daarvoor benodigde infrastructuur willen we liever niet zien. En zo zijn er talloze voorbeelden. Dit probleem beperkt zich niet tot energie-infrastructuur, maar speelt bij vrijwel alle ruimtelijke opgaven.

Kortom, in plaats van de locaties en tracés voor energie-infrastructuur te ontwikkelen vanuit een heldere visie en daaruit resulterende keuzes over hoe wij de schaarse ruimte toekomstbestendig in willen richten, laten wij ons opdrijven door de knelpunten van het heden.

Samenvattend

Kort samengevat leggen we de ruimtelijke puzzel van de energietransitie verkeerd. Energie-infrastructuur is een middel, geen doel, maar wordt nu behandeld alsof het dat wel is. Een samenhangende, richtinggevende visie ontbreekt, waardoor projecten vooral bestaande structuren bedienen in plaats van gewenste maatschappelijke ontwikkeling. Het uitblijven van duidelijke keuzes – bestuurlijk én individueel – maakt dat we blijven reageren op de knelpunten van vandaag in plaats van te bouwen aan de ruimte van morgen. Daardoor ondermijnen we de rechtvaardigheid en toekomstbestendigheid en de effectiviteit van de energietransitie.

We leggen de puzzel met ontbrekende stukjes

Behalve dat er iets misgaat in de volgorde waarin we de puzzel van de energie-infrastructuur leggen, stel ik ook vast dat we niet alle benodigde puzzelstukjes gebruiken.

Een duidelijk en navolgbaar proces – van probleembeschrijving en het verkennen van oplossingsrichtingen tot haalbaarheidsstudie, afweging van alternatieven en uiteindelijke besluitvorming – is om veel redenen essentieel. Het biedt een kader waarbinnen oplossingen kunnen worden ontwikkeld, alternatieven vergeleken, gevolgen en kosten doorgerekend, en besluiten zorgvuldig genomen. Zo’n proces waarborgt bovendien rechtszekerheid en democratische legitimiteit.

In Nederland zijn deze procedures tot in detail vastgelegd, en dat is goed. Maar er zijn hiaten. In de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur worden deze hiaten pijnlijk zichtbaar. Ze ondermijnen, net als de overvloed aan visies en het gebrek aan keuzes de rechtvaardigheid, toekomstbestendigheid en effectiviteit van de energietransitie.

Daarover gaat het tweede deel van deze tekst.

Vanwege tijdgebrek en een nog lopende opdracht op dit onderwerp verschijnt deel 2 pas over enkele maanden.

#energietransitienotitie